Ze droeg een nauwsluitende glitterjurk die haar corpulente postuur zonder enige terughouding deed uitkomen, en een pruik die ze bij het slotapplaus als een hoed afzette. Ze heette Dorothy Donegan, gaf excentrieke pianoconcerten en was op het North Sea Jazz Festival van 1977 de vuurproef van een jonge Nederlandse bassist: Harry Emmery.
Emmery: "Pas drie minuten voor we op moesten, verscheen ze in de kleedkamer. De drummer en ik kregen nog net de gelegenheid haar een handje te geven. We hadden geen idéé wat ze ging spelen. Nou, dat mens speelde dus álles: van Chopin tot de Tiger Rag en dan weer helemaal terug. En ik moest alles maar zien te begeleiden. Puur op het gehoor, want er was geen bladmuziek, en van repeteren was al helemáál geen sprake.
Maar het ging prima; voor mij was het gewoon een kwestie van goed luisteren en de juiste noten vinden." Het publiek reageerde uitzinnig, en Donegan was dat jaar de grote ontdekking van het festival. Het jaar daarop moest ze terugkomen, en een jaar later wéér, steeds in een grotere zaal van het Haagse Congresgebouw.
Emmery: "Uiteindelijk hebben drummer Eric Ineke en ik haar vier, vijf keer begeleid; de laatste keer stonden we in de enorme, pluchen PWA-zaal. Op een gegeven moment zei ze: "And now, we're gonna feature our bass player in 'Satin Doll'." Daar hadden we niets over afgesproken, maar goed; dat stuk kende ik wel. Ik wist me er uit te redden.''
Dorothy Donegan (1924-1998) is niet meer onder ons, maar met Harry Emmery (1951) gaat het prima. Vooral sinds hij, midden jaren zeventig, door de organisatie van het North Sea Jazz Festival werd ontdekt.
Hij werd al spoedig in allerlei formaties ingezet, hetgeen culmineerde in maar liefst negen(!) optredens op de edities van 1979 en 1983. Zowat alle Amerikaanse en Nederlandse solisten die geen eigen bassist hadden meegenomen, werden Harry toegewezen. "Op het komende festival speel ik er voor de 81ste keer; ik sta op zaterdag in de Van Gogzaal met Piet Noordijk. Daarmee ben ik recordhouder, geloof ik. Mijn vrouw, die de boekingen doet, heeft dat opgemerkt en met de festival-
organisatie gebeld. Ze hadden er nog niet bij stilgestaan, en zelf let ik ook niet op dat soort dingen. Ze hebben beloofd: 'We gaan er iets aan doen!' Maar ik mag nog niet weten wát."
"Ik word nu gebeld omdat ik Harry Emmery ben; zo hoort 't ook."Harry Emmery besloot rond 1990 het bestaan van sessiemuzikant vaarwel te zeggen. Hij verhuisde naar een boerderij bij het Drentse dorp Ruinerwold om een reden te hebben slecht betalende schnabbels niet aan te hoeven nemen. "Nou, dat is gelukt. Ik speel nu zo'n honderd keer per jaar; dat is meer dan genoeg. Je ziet ook, dat al die Amerikaanse solisten - voor zover ze nog leven - hun eigen bassist meenemen. Ik doe nu ook werk als producer, en ik geef les op het Utrechts conservatorium; ik leid de bigband, geef combo- lessen en heb een paar bassisten onder mijn hoede." Hij wil vooral worden gevraagd als leider en solist. "Met mijn vrouw Terry hebben we The Great Female Voices opgezet: mijn trio en een hele stoet uiteenlopende zangeressen. We gaan daarmee een theatertournee maken in het seizoen 2004 - 2005." Zijn eigen spel onderscheidt zich dankzij een zelf- bedachte techniek: het thumbing. Dat klinkt enigszins als funky basgitaarspel en is te horen in zijn duo Bass To Bass, met Concertgebouw-bassist Gé Vrijens. "Ik word nu gebeld omdat ik Harry Emmery ben; zo hoort 't ook."